Seff's avonturen
Geplaatst: 10 Mar 2017, 01:19
Hij kon er nog altijd nauwelijks bij. Lea was verloofd, en ze had hem er niets over geschreven. Het idee dat zijn beste vriendin, zijn wolfmaatje, zoiets voor hem had verzwegen voelde als een groter verraad dan Seff ooit had ervaren. Zijn hart was niet alleen gebroken, het voelde alsof iemand het vermorzeld had, alsof er niets meer van over was. De pijn was zo verschrikkelijk geweest dat hij haar nauwelijks meer recht aan had kunnen kijken, en nog die avond was teruggegaan naar München.
München, die nare, kille, lege stad. Waar hij dag na dag alleen was, ook al was hij omringt door andere leerlingen. Leerlingen die net zo hard werkten als hij, en die vaak genoeg probeerden om hem te betrekken bij hun avonturen en hun plannen. Maar boven alles waren ze mensen, en was Seff toch een weerwolf. Een gehavende weerwolf op het moment, want zijn poten leken hem nauwelijks te kunnen dragen bij de gedachte dat Lea nu echt voor altijd in Wenen zou blijven. Dat Lea, juist Lea, hem haast had voorgelogen over haar leven. Had ze dan ook over andere dingen gelogen? Wilde ze eigenlijk nog wel vrienden zijn? Of paste zij nu ook zo in die wereld, in Wenen, dat ze net als al die anderen op dat feest op hem neerkeek? Wat zag ze eigenlijk als ze naar hem keek? Seff wilde het antwoord op die vraag niet weten. Woest jankend gooide hij zijn kop in zijn nek, half huilend half schreeuwend naar de bijna-volle maan. Het voelde alsof hij een deel van zichzelf was kwijtgeraakt, terwijl hij al heel erg lang had geweten dat het over was tussen Lea en hem. Dat zij hem niet meer zo zag, en hij haar grotendeels ook niet meer. Maar dit was anders. Hij wist dat toen hij het uit maakte, ze hoogstwaarschijnlijk nooit meer bij elkaar zouden komen, maar hij had niet gedacht dat ze hem als beste vriendin ook zo hardhandig van zich af had kunnen duwen als ze nu had gedaan.
Seff wist met moeite één poot voor de andere te zetten, zichzelf te dwingen verder te blijven lopen. Terug naar München, terug naar werk en zijn dagelijkse leven, maar hij wist ook dat hij het daar nooit lang meer vol zou houden. Niet zo eenzaam als hij daar was. Zijn wolf kon dat niet aan. Zonder roedel in een volle, dichte stad.
Wat had hij eigenlijk gedacht toen hij naar Wenen ging? Dat men hem daar met open armen zou ontvangen? Wat een naïeve gedachte... Voor de mensen waar Lea nu mee om ging was hij niet meer dan een werkman, een voetveeg, een arbeider. Hij was niet eens een vakman. Met een zucht keek Seff naar het blok hout in zijn handen. Hij was nu twee weken terug in München, weer aan het werk, en hij had zijn ouders geschreven over Lea's verloving. Lea's brieven las hij, allemaal, maar hij antwoordde er niet op. Elke keer dat hij begon liep hij vast in het verdriet en de pijn. Dus besloot hij te zwijgen, ook al kon hij haar niet volledig negeren gezien hij de brieven altijd opende en las. En herlas. En nog eens herlas.
Met een klap legde hij het blok hout op de werkbank neer, stond op, veegde de houtsnippers van zijn kleren en liep de trap op naar de zolder. De verbaasde gezichten van de andere leerlingen, van zijn leermeester negeerde de jongen. Het enige waarmee hij bezig was, was zijn spullen pakken.
"Seff, waar ben je mee bezig?" Met een rood aangelopen gezicht van woede kwam Hans, zijn meester, de trap op. "Ga onmiddellijk weer aan het werk!" snauwde de man in het Duits. Seff keek op, met een blik die rustiger was dan hij in dagen was geweest.
"Nee," antwoordde hij, maar niet in het Duits. De taal die hij sprak was Shanea. "Nee," zei hij nog eens. "Ik ga naar huis." Hij had het gehad, wilde zich niet meer alleen voelen, ook al wist hij dat hij ook niet lang thuis zou blijven.
München, die nare, kille, lege stad. Waar hij dag na dag alleen was, ook al was hij omringt door andere leerlingen. Leerlingen die net zo hard werkten als hij, en die vaak genoeg probeerden om hem te betrekken bij hun avonturen en hun plannen. Maar boven alles waren ze mensen, en was Seff toch een weerwolf. Een gehavende weerwolf op het moment, want zijn poten leken hem nauwelijks te kunnen dragen bij de gedachte dat Lea nu echt voor altijd in Wenen zou blijven. Dat Lea, juist Lea, hem haast had voorgelogen over haar leven. Had ze dan ook over andere dingen gelogen? Wilde ze eigenlijk nog wel vrienden zijn? Of paste zij nu ook zo in die wereld, in Wenen, dat ze net als al die anderen op dat feest op hem neerkeek? Wat zag ze eigenlijk als ze naar hem keek? Seff wilde het antwoord op die vraag niet weten. Woest jankend gooide hij zijn kop in zijn nek, half huilend half schreeuwend naar de bijna-volle maan. Het voelde alsof hij een deel van zichzelf was kwijtgeraakt, terwijl hij al heel erg lang had geweten dat het over was tussen Lea en hem. Dat zij hem niet meer zo zag, en hij haar grotendeels ook niet meer. Maar dit was anders. Hij wist dat toen hij het uit maakte, ze hoogstwaarschijnlijk nooit meer bij elkaar zouden komen, maar hij had niet gedacht dat ze hem als beste vriendin ook zo hardhandig van zich af had kunnen duwen als ze nu had gedaan.
Seff wist met moeite één poot voor de andere te zetten, zichzelf te dwingen verder te blijven lopen. Terug naar München, terug naar werk en zijn dagelijkse leven, maar hij wist ook dat hij het daar nooit lang meer vol zou houden. Niet zo eenzaam als hij daar was. Zijn wolf kon dat niet aan. Zonder roedel in een volle, dichte stad.
Wat had hij eigenlijk gedacht toen hij naar Wenen ging? Dat men hem daar met open armen zou ontvangen? Wat een naïeve gedachte... Voor de mensen waar Lea nu mee om ging was hij niet meer dan een werkman, een voetveeg, een arbeider. Hij was niet eens een vakman. Met een zucht keek Seff naar het blok hout in zijn handen. Hij was nu twee weken terug in München, weer aan het werk, en hij had zijn ouders geschreven over Lea's verloving. Lea's brieven las hij, allemaal, maar hij antwoordde er niet op. Elke keer dat hij begon liep hij vast in het verdriet en de pijn. Dus besloot hij te zwijgen, ook al kon hij haar niet volledig negeren gezien hij de brieven altijd opende en las. En herlas. En nog eens herlas.
Met een klap legde hij het blok hout op de werkbank neer, stond op, veegde de houtsnippers van zijn kleren en liep de trap op naar de zolder. De verbaasde gezichten van de andere leerlingen, van zijn leermeester negeerde de jongen. Het enige waarmee hij bezig was, was zijn spullen pakken.
"Seff, waar ben je mee bezig?" Met een rood aangelopen gezicht van woede kwam Hans, zijn meester, de trap op. "Ga onmiddellijk weer aan het werk!" snauwde de man in het Duits. Seff keek op, met een blik die rustiger was dan hij in dagen was geweest.
"Nee," antwoordde hij, maar niet in het Duits. De taal die hij sprak was Shanea. "Nee," zei hij nog eens. "Ik ga naar huis." Hij had het gehad, wilde zich niet meer alleen voelen, ook al wist hij dat hij ook niet lang thuis zou blijven.